Lees verder
- Snijtanden: 6 in de bovenkaak en 6 in de onderkaak. Ze dienen om voedsel vast te grijpen en verplaatsen met hun tong het voer richting de kiezen. Ook gebruikt een paard zijn snijtanden voor sociaal gedrag, bijvoorbeeld verdediging en 'grooming'.
- Haaktanden: bij een hengst of ruin kunnen er 4 voorkomen, 2 in de bovenkaak en 2 in de onderkaak. Bij merries worden ze ook wel eens gezien, maar ze zijn dan wel kleiner. Ze hebben een functie bij gevechten tussen met name hengsten.
- Premolaren: dit zijn de kiezen die gewisseld worden en het meest vóór in de mond zitten. Een paard heeft er in ieder geval 6 in de bovenkaak en 6 in de onderkaak. Soms hebben ze ook een rudimentair kiesje in de bovenkaak net voor de eerste premolaar: een wolfskies.
- Molaren: dit zijn de kiezen het meest achterin de mond. Een paard ontwikkelt deze slechts eenmaal in zijn leven en worden dus niet gewisseld. Een paard heeft er 12.
Het gebit van een paard heeft geen rechte snijvlakken, de kiezen van de boven- en onderkaak staan in een hoek van 15 graden ten opzichte van elkaar. Op enig moment in de kauwbeweging moeten de haken dus wel van elkaar wijken. Er wordt met een goed functionerend gebit een ronddraaiende kauwbeweging gemaakt.
Het gebit van een paard heeft geen rechte snijvlakken, de kiezen van de boven- en onderkaak staan in een hoek van 15 graden ten opzichte van elkaar. Op enig moment in de kauwbeweging moeten de haken dus wel van elkaar wijken. Er wordt met een goed functionerend gebit een ronddraaiende kauwbeweging gemaakt.